Van kikkervis naar kikker

Kikker

Toen De Vliet open ging, in 1964, was ik tien. Mijn vader was een fanatieke zwemmer en de eerste zomer gingen we vaak samen zwemmen, nadat hij uit zijn werk kwam. Hij dook altijd vanaf een startblok het water in en zei dan in de lucht ‘hop’, of hij wilde of niet. Verder herinner ik van die zomer vooral het zonlicht onder water. Ik speelde poppenhuisje onder water, en als er een lijn in het water lag deed ik er koprol over. Een diploma had ik wel, maar ik zwom amper, ik was meer kikkervis dan kikker. Onder water lag een andere wereld, een Atlantis, waar ik school en al het andere totaal vergat. 1967 en 1968 waren de jaren van Johan, een jongen die op een andere school zat dan ik. Ik zag hem alleen in De Vliet en ik was smoorverliefd op hem. Aan het eind van de zomer van 68 zei hij een paar keer ‘hallo’ en daar had ik tot aan Sinterklaas genoeg aan. (Zou hij nog in Leiden wonen?)

We verhuisden, ik zwom ergens anders, nu wel als een kikker, en in rechte banen. In de jaren ’90 kwam ik met mijn gezin terug in Leiden, en De Vliet was nog altijd even blauw. Het zwembad bleef een andere wereld, waar ik bijkwam van mijn werk. Vooral toen er gereorganiseerd werd bij de instelling waar ik toen werkte. Als De Vliet er niet geweest was, weet ik niet wat ik met de spanning had gedaan. En nu ben ik zo blij dat het bad nog bestaat, nadat het een paar jaar spannend was of het niet afgebroken zou worden. En ik ben trots op de Leiden, dat zo’n mooi bad in stand houdt.

Miriam Kamstra